Oversteek IJsselmeer

Dinsdagochtend 31 juli 2018, 08.00 uur. De tent is ingepakt. Ingrid en ik staan aan de rand van het water op de Kooizandweg bij Enkhuizen. Het is de vierde dag van een tocht van Zoetermeer naar Harlingen. Het IJsselmeer is spiegelglad. Het zicht is uitstekend en we zien Stavoren liggen.

Ik kijk naar de laatste weersvoorspelling op Wisuki. Wind uit het zuiden en windracht 2 à 3. Alles wijst erop dat we een heerlijke en ontspannen oversteek zouden maken.

De overtocht begint

We hadden onderling afgesproken dat we bij windkracht 4 de veerboot zouden nemen. Het zijn nu fantastische omstandigheden om het IJsselmeer over te steken. Het weer lacht ons toe. We besluiten om via het eiland Kreupel naar Stavoren te gaan. Daar houden we een extra rustpauze en we varen minder in de omgeving van de veerdiensten. We melden ons aan bij de kustwacht. De marifoon laten we nog uit, zetten de telefoon op maximaal geluid en beginnen de overtocht.

Noodweer op eiland Kreupel

Het wordt al snel 25 graden en we besluiten ons reddingsvest voorop de kano te leggen. Ondanks het weinige scheepvaart moeten we wel rekening houden met de veerboot Enkhuizen – Medemblik. We varen gemiddeld 6 km per uur en al snel maken we ons vast aan de steigers bij het eiland Kreupel. Boven Andijk wordt de lucht lichtgrijs. We raken aan de praat met een zeiler. Hij laat ons digitaal het marifoon-weerbericht zien. Dit wijkt sterk af van ons weerbericht. Zuid 6, toenemend 7, wisselvallig, windstoten tot windkracht 8. De lucht bij Andijk verandert snel. We sluiten onze kano’s af en vragen de havenmeester om binnen te schuilen. We melden de kustwacht dat we het noodweer afwachten. Terwijl wij een kop thee aangeboden krijgen, praatde havenmeester over haar werk en wij vertellen over onze ervaringen en onze tocht  naar Harlingen. Tegelijkertijd trekt er noodweer over ons heen. Zo’n typische zomerse lokale bui. Het noodweer is net zo snel verdwenen als dat het gekomen is. Vanaf de steigers op Kreupel eiland zie ik de afsluitduik, de Ribhoutdijk, Stavoren en Enkhuizen liggen. We checken nu 3 weer-apps en de havenmeester laat buienradar zien. Met ongeveer 2 uur kanoën zijn de weersvoorspellingen geen probleem. We hebben geluk gehad. Het noodweer is ons gepasseerd. Een kleine zeilboot vaart uit en wij stappen in de kano’s. We zetten de marifoon aan en melden ons weer bij de kustwacht. 

 

Ankeren op het IJsselmeer

Na ongeveer een uur varen, horen we het volgende weerbericht: ‘alle schepen, alle schepen, alle schepen, Markermeer, IJsselmeer, alle districten, zuid, zuidwest 6, toenemend 7, windstoten windkracht 8, kans op onweer, sterk afnemend naar windkracht 2 tot 4’. Dit is klote. We zitten midden op het IJsselmeer. Terug naar het eiland Kreupel is net zover als doorgaan. Er is geen zeilboot in de buurt om aan te leggen. Ik kijk over mijn schouder naar Andijk. Geen slecht weer te zien. We besluiten verder te varen. Elke paar minuten kijk ik achterom. Dan wordt de lucht bij Andijk lichtgrijs. We doen onze reddingsvesten aan. We overleggen. Bij extreem noodweer, hagel of windhoos gaan we preventief om. De lucht verandert bij Andijk van lichtgrijs naar grijs. Op de lijn Lelystad – Stavoren is het prachtig weer. Misschien hebben we geluk en blijft het noodweer bij Noord-Holland.

Het weer verandert snel. De lucht bij Andijk is donkergrijs. De windmolens bij Noord-Holland verdwijnen uit zicht en de Ribhoutdijk is moeilijker te zien. We komen echt in slecht weer terecht. We zijn vlak voor de vaargeul met de wind in de rug. Preventief omslaan in de buurt van de vaargeul met het risico om in de vaargeul te komen door wind en golven is geen optie meer. Het is rond het middaguur en dat betekent dat ook de veerdiensten langs komen. Dan komt er een mogelijkheid in me op om gebruik te maken van de boei. Ik weet niet of ik het zelf heb bedacht of dat ik het eerder heb gehoord. Ik maak mijn sleeplijn vast aan de achterkant van de kano van Ingrid. Ingrid gaat links om de boei, ik ga rechts om de boei. We blijven ‘hangen’ achter de boei en we liggen nu vast. Ik kijk achterom. De ankering is prima.

Storm

De dijken zijn niet meer zichtbaar. De betonning om ons heen ook niet meer. Er is nog zeer kort tijd over om de kustwacht te bellen om onze situatie door te geven. Ik besluit dit niet te doen. De lucht verandert van donkergrijs naar gitzwart. In een paar minuten tijd is het zicht maximaal 30 meter. In dezelfde tijd neemt de windkracht van 2 à 3 toe naar windkracht8. Tegelijkertijd veranderen de golven van 20 cm hoogte naar ruim 1,5 á 2 meter. Onze peddels liggen met de paddlepark in het water en we houden elkaars kano stevig beet. De regen slaat hard in onze nek. We gaan heftig op en neer in de golven. Nederland zwicht onder de hitte en wij zitten bij boei LC3 in de storm. Maar we liggen stabiel. De storm is snel weer voorbij. Ik zie alle dijken weer en we wachten tot de wind afneemt en de golven minder ruig zijn.

Zonder peddelen naar de kust

20 minuten na de storm willen we de sleeplijn losmaken. Een klipper komt langzaam de vaargeul in. De schipper komt polshoogte nemen. Op zijn boeg staan twintig toeristen wachtend op een ramp. We wachten tot de klipper voorbij is gevaren. De windrichting is gunstig, precies richting Stavoren. Ik maak de sleeplijn los. In de tijd dat ik snel de sleeplijn in het foedraal stop, zijn we al meer dan 50 meter van de boei verwijderd. De wind en de golven stuwen ons hard naar Stavoren. De golven zijn lastiger dan verwacht. Prioriteit een is om niet om te gaan en prioriteit twee is aankomen in Stavoren, bij voorkeur in de haven. We maken gebruik van de lage steun. We peddelen niet en ik schat onze snelheid op 6 à 7 km per uur. Met de lage steun links en rechts kunnen we goed koers houden. We blazen recht op de haven af. We passeren een zeilboot en de zeiler vraagt met handsignalen of het goed gaat. Ik zwaai kort en snel terug, want ik wil niet omslaan.

Beperkt marifoon ontvangst

Ik hoor weinig berichten op de marifoon. Af en toe hoor ik een paar flarden van berichten op de marifoon: ‘…. Ik kan weer zelfstandig varen…’, en dan de melding:  ‘…..schakel over naar kanaal 16 ….’. Een paar seconden later zie ik de reddingsbrigade uitvaren. Ten opzichte van mijn positie varen ze naar drie uur. Ik kijk over mijn rechter schouder en zie drie zeilboten. Een van hun zal dus in problemen zijn. Ik hoor nog een deel van een marifoonbericht: ‘…windkracht 7 afnemend…’. De windkracht is dus veel meer als ik had verwacht en aangevoeld. De windkracht afnemend naar 2 tot 4 blijkt achteraf niet aan de orde te zijn.

De laatste 100 meter

Op de kade staan veel mensen te kijken naar de snel binnenkomende zeilers of ze staan te genieten van de sterke wind. Ogenschijnlijk makkelijk komen we bij de haven aan. We hoeven immers nauwelijks te peddelen. Een buitenstaander zou denken dat we relaxed aan het kanoën zijn. Met zonnebril op, blote armen en een gezellige cap op zal niemand doorhebben dat we grote moeite hebben om bij elke golf stabiel te blijven. Dan het laatste stuk. De laatste 100 meter moeten we tegen de wind in kanoën om in de luwte van de strekdam te komen. Dit is bijna onmogelijk maar het lukt net. Ik denk aan Arie die de ZV-training gaf. De laatste 100 meter moet je ook kunnen afleggen. Het is een waarheid als een koe. Ik zie ook de reddingsbrigade terugkomen van hun missie. Een van de boten vaart langszij bij Ingrid, terwijl we moeite doen met de laatste 100 meter schreeuwt de reddingsdienst: ‘KOMEN JULLIE BIJ KREUPEL VANDAAN? WAT IS JULLIE NAAM? ZIJN JULLIE MET ZIJN TWEEËN? WETEN JULLIE DAT JULLIE GEZOCHT WORDEN? WE GAAN JULLIE NU AFMELDEN. Ingrid geeft de eerste antwoorden. Ik wil uitgebreider antwoord geven zodra ik die verdraaide 100 meter heb afgelegd. Ze hebben bijna een uur naar ons gezocht. Ik ben in de luwte en draai me om naar de reddingsbrigade. De boot is al gedraaid. De reddingsbrigade zal me waarschijnlijk erg onbeschoft hebben gevonden. Ik besef dat ik wat recht moet zetten.

Telefoon explodeert

De Johan Friso sluis staat open en we varen daar meteen in. In de sluis pak ik de telefoon om ons af te melden bij de kustwacht. Ik zie dat ik drie oproepen heb gemist van de kustwacht. Ik had niets gehoord. Als ik de telefoon wel had gehoord, dan vraag ik me af of ik in staat was geweest om met dit weer te bellen. Ik kom dan echt twee handen te kort. Ik geef korte toelichting aan de kustwacht op onze oversteek, de ankeringbij de boei en onze aankomst. De kustwacht meldde dat de telefoon bij hun explodeerde.  We horen van de kustwacht dat de havenmeester alarm had geslagen.

13 noodmeldingen

We bellen de havenmeester om haar te bedanken voor haar actie. De havenmeester heeft uitstekend gehandeld. We vertelde haar twee uur eerder dat onze grens bij windkracht 4 lag. De werkelijke situatie bleek windkracht 8 te zijn. We begrepen van de havenmeester dat er 13 noodmeldingen waren, vermiste zwemmers, onbestuurbare zeiljachten en een bijna-aanvaring. Twee schepen die elkaar op 10 centimeter passeerden zonder elkaar gezien te hebben. Wij  beseffen dat we door het oog van de naald zijn gekropen.

Reflectie

Achteraf redenerend zijn er meerdere momenten geweest waarbij het verstandiger was om andere keuzes te maken. De marifoon schiet duidelijk tekort en de telefoon had weinig nut. Preventief hadden we onszelf van het water moeten laten halen. We hadden geluk dat we de boei konden ‘vangen’. Wellicht had jij andere keuzes gemaakt. Ik vind het belangrijk om deze ervaring te delen. Ik ben van mening dat veiligheid op het water beter wordt als we kennis kunnen nemen van elkaars fouten en ervaringen. Als er vragen zijn, dan zijn we natuurlijk bereid om onze ervaringen te delen.

Henk en Ingrid Hutink